Offset drukwerk
Geschiedenis
De technologie van het offsetdrukken bestaat al meer dan honderd jaar. De term “Offset” verwijst naar het feit dat de drukcilinder met de te drukken informatie niet in aanraking komt met het papier.
Procédé
Stap 1: Negatieven maken:
De eerste stap van het offsetdrukprocédé bestaat uit het aanmaken van een negatief op basis van het originele ontwerp. Vervolgens wordt van dit negatief een printplaat gemaakt.
Figuur 1, hieronder, toont een digitaal bestand; Figuur 2 ontstaat in de image setter.
Stap 2: Printplaten:
Het negatief wordt dan in contact gebracht met een metalen printplaat (fig. 3 hieronder), die is bedekt met een lichtgevoelige emulsie die inkt opneemt. Deze wordt blootgesteld aan licht waardoor de plaat wordt ontwikkeld, en de emulsie enkel op de belichte plaatsen achterblijft (de magenta afbeelding van het boek).
Stap 3: Bevochtigen:
Zoals bij steenlithografie wordt ook bij offsetlithografie gebruik gemaakt van het water-versus-olie principe. De plaat wordt eerst met water bevochtigd (zie hoofdillustratie bovenaan deze sectie). Hierdoor blijven de zones zonder afbeelding vochtig waardoor deze beter bestand zijn tegen de inkten op basis van olie die in dit proces worden gebruikt. De plaat kan nu worden geïnkt.
Stap 4: Het inkten/offsetdrukken:
Nadat de printplaat is ontwikkeld, wordt deze vastgehecht aan een cilinder op de drukpers. Terwijl deze ronddraait, brengt de plaat de geïnkte afbeelding over op een rubberdoek waardoor een afbeelding in spiegelbeeld ontstaat. Het doek brengt deze afbeelding op zijn beurt over op het papier, waardoor deze weer wordt gespiegeld en juist wordt weergegeven. Dit is de uiteindelijke afdruk.
Stap 5: Meerdere passages om alle kleuren te bekomen:
Om meerdere kleuren te drukken, wordt in elk kleurstation de inktkleur veranderd, terwijl de afdruk door de pers loopt. Moderne persen hebben niet alleen 4 kleurstations, maar brengen ook een vernislaag aan om vingerafdrukken op het papier te vermijden.